Het Rampjaar 1672
Zowat op de dag af 350 jaar geleden, werd de Republiek overvallen door Engeland, Frankrijk en de door de Franse koning Lodewijk XIV gesponsorde bisdommen Keulen en Münster. Ook voor Deventer zou 1672 een rampjaar worden.
Deventer nooddaalder van 30 stuiver 1672
Bommen Berend
Deventer werd in juni dat jaar belegerd door de alom gevreesde bisschop van Münster, Bernard van Galen, alias Bommen Berend. Bommen Berend was een rooms fanaticus en vurig bestrijder van protestanten in de naburige Nederlanden. Hij dankte zijn bijnaam aan zijn moderne geschut, de houwitser: korter dan een kanon, maar slanker dan een mortier.
Deventer was in die tijd een imposante vestingstad met een groot garnizoen. De binding met de Republiek, waar Deventer sinds 1591 deel van uitmaakte, was echter veel minder sterk dan die met het traditionele Westfaalse achterland. Omdat de meerderheid van de stadsmagistraat toch al anti-oranje was, besloot het Deventer stadsbestuur al na de eerste beschieting van de belegeraars tot capitulatie.
Hendrik Nilant
Op 17 juni 1672 werd Deventer aangevallen door de Munsterse troepen. Burgemeester Hendrik Nilant, een machtig Deventer regent en fervent anti-Oranje, was ook bekend als ‘het koninkje van Deventer’. Hij speelde een doorslaggevende rol bij de overgave van de stad.
Nilant en zijn aanhangers wilden meteen capituleren, bang als zij waren voor de verwoesting die Bommen Berend met zijn kanonnen zou aanrichten. De burgemeesters Arnold van Boekholt en Hendrik ter Borch en hun gevolg wilden juist doorvechten. Niland c.s. trokken aan het langste eind: na een belegering van 4 dagen gaf Deventer zich op 21 juni over aan de Münsterse en Keulse troepen.
Toen dit besluit bekend werd trok een woedende menigte op naar Nilants huis aan de Brink, waarop de burgemeester en zijn familie door de achterdeur de benen namen.
Dit oproer betekende het einde van de hegemonie van de Nilants, die decennialang vele openbare ambten hadden bekleed in Deventer.
Nilants huis was een groot complex dat bekend stond als De Twaalf Apostelen. In 1861 werd het gesloopt, maar het achterhuis bekend als de Muntentoren bleef gespaard en staat er nog tot op de dag van vandaag.[1]
Noodmunten
De stad kreeg al snel spijt van de lichtvaardige overgave omdat de binnentrekkende Keulse bezettingsmacht allesbehalve vriendschappelijk was, het omliggende platteland plunderde, soldaten inkwartierde, burgers afperste en uit hun huizen zette en aan de stad een hoge schatting oplegde. Inkomsten waren er nauwelijks omdat door blokkades de handel vrijwel stillag. Deventer zag zich gedwongen zijn stadszilver te vermunten![2]
Stadszilver
Het was in de 17e eeuw gebruikelijk dat elke burgemeester na zijn ambtsperiode aan de stad een zilveren bokaal naliet. Dit waren pronkbekers met de grootte van de Europacup 1, maar dan uitbundig versierd. Hiermee probeerden de diverse ambtsdragers elkaar in pracht en praal af te troeven. Het stadhuis stond in die dagen dus vol met groteske zilverbokalen om de macht van de stad te etaleren.
De muntslag: waar en door wie?
In de stadsresolutie van 18 Mei 1672, dus nog een maand voor de belegering, werd reeds besloten het stadszilver te vermunten:
Kampen?? Waarom Kampen? Welnu, Deventer had in 1672 geen munthuis! Dat was immers in 1670 gesloten vanwege het fraudeschandaal rond muntmeester Wilhelm Sluysken. Dus zocht men een muntplaats in de buurt.
Uiteindelijk werd het toch geen Kampen.
Medio juli was Deventer bezet en het te vermunten stadszilverwerk was bijeengebracht en geregistreerd[4], maar verder was nog steeds niets gebeurd. Vermoedelijk was het risicovolle vervoer van zilver over de IJssel over en weer naar Kampen tijdens de oorlog geen optie meer. In de stadsresolutie van 13 juli 1672 lezen we, dat Nilant wordt opgedragen het stadszilver dan maar bij zilversmid Lucas Lucassen om te laten munten tegen betaling van vijf ducatons.
Tenslotte vernemen we uit de stadsresolutie van 30 juli dat Nilant wordt opgedragen de noodmunten ter waarde van 997 carolusguldens, 17 stuiver en 8 penningen van de Deventer zilversmid Lucas Lucassen in ontvangst te nemen.
De geboren Zutphenaar Lucas Luicksen (of Lucassen; 1626-na 1689) had in Amsterdam zijn meesterproef afgelegd en kwam in 1652 met zijn vrouw naar Deventer en vestigde zich aldaar ‘aen den Poot’ (huidig Grote Poot nr. 12-14). Hier werkte Luicksen meer dan 30 jaar. Hij stond hoog aangeschreven en gold in de stad als de beste zilversmid van zijn tijd. Hij voerde voor de magistraat vele prestigieuze opdrachten uit, maar ook het weinig dankbare vermunten van het stadszilver tot noodgeld.[5]
De vermelding in sommige literatuur en bij museumcollecties als zouden de Deventer noodmunten van 1672 te Kampen zijn geslagen, zijn dus onjuist.
Noodmunt of belegeringsmunt?
De noodmunten van 1672 waren dus geen zuivere belegeringsmunten zoals een eeuw eerder tijdens het Beleg van Rennenberg, maar noodgeld om de oorlogsschatting op te brengen. De Deventer noodmunten zijn geslagen volgens de stadsresolutie van 18 mei 1672. Naast de daalder à 30 stuivers zijn ook halve-, kwart- en achtste nooddaalders aangemunt.[3] Het zijn eenvoudige vierkante stukken, éénzijdig gestempeld met de stadsadelaar en met het jaartal A°1672.
Op sommige exemplaren van de hele daalder heeft de genoemde Hendrik Nilant op de lege keerzijde een rijmpje laten ingraveren dat in die dagen de ronde deed:
Door vyands maght
en paaps geweldt
Verkeert ons’ glans
in vierkandt geldt.
Oplaag
We weten dus hoeveel zilver er is vermunt. Dit komt neer op 665¼ daalder of bijna 19 kg zilver. Wat we niet weten is hoe de verdeling is geweest tussen hele-, halve-, kwart- en achtste daalders. Daarvan kunnen we enkel een ruwe schatting maken op basis van de stukken die er nu nog zijn. Het veilingaanbod van de laatste jaren[6], aangevuld met de collecties van de Deventer Musea en de NNC (Nationale Numismatische Collectie), geven de volgende aantallen: 11:7:10:8. Delmonte geeft als zeldzaamheden R2:R2:R1:?.
De verschillen tussen de nominaties springen dus niet in het oog. Met een flinke slag om de arm, zou men hieruit kunnen afleiden dat van alle vier munten ongeveer een gelijk aantal is geslagen. Een rekensom leert dan dat van iedere nominatie ca. 350 exemplaren moeten zijn aangemunt.
Stempels
Er zijn telkens twee losse stempels gebruikt, één met de stadsadelaar en één met het jaartal, want de onderlinge standen verschillen per exemplaar. Uit een vergelijking van hoge-resolutieafbeeldingen van een tiental nooddaalders uit diverse museumcollecties en veilingaanbod blijkt dat in ieder geval voor de oplaag van de hele nooddaalder slechts één set stempels is gebruikt. De stempels op alle bekeken exemplaren komen namelijk tot in de kleinste details overeen. Voor de halve, de kwart en de achtste daalder geldt vermoedelijk hetzelfde.
Hoe liep het af?
In 1674, na twee jaar oorlog, een mislukte veldtocht in Friesland en een mislukt beleg van Groningen, moest Bommen Berend zich terugtrekken en werd het stadhouderlijk gezag hersteld.
De lichtvaardige overgave van de stad Deventer heeft bij andere gewesten in de Republiek veel kwaad bloed gezet. In hedendaagse termen zou je het gedrag van Hendrik Nilant c.s. als collaboratie kunnen bestempelen.
Maar het is geen eenduidig verhaal. Evengoed kan men zeggen dat Nilant de stad voor totale verwoesting heeft behoed. Daarbij heeft Deventer nog enige weerstand geboden. Kampen en Zwolle gaven zich al bij voorbaat over, zonder vijandige troepen in zicht.
[1] Canon van Deventer, De stad belaagd. http://www.canonvannederland.nl/nl/overijssel/salland/deventer/belaagd.
[2] Slechte deel II, p. 491-500.
[3] CNM, p. 94-95.
[4] Taxatielijst van het stadszilverwerk, 31 aug. 1672, Deventer stadsarchief, inv.nr. NL-DvCO 0691 120.
[5] H. Smelik, ‘Nieuw licht op twee Deventer zilversmeden uit de 17e eeuw: Lucas Luycksen en Magnus Lucassen’, in: Deventer Jaarboek 2012, p. 47-56, Deventer 2012, p. 50.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.