Samenvatting

Koninklijke muntplaats

De stad Deventer ligt op de rechter IJsseloever ten noorden van de monding van de Schipbeek. Omstreeks 770 lag hier al een nederzetting, waar de Angelsaksische missionaris Lebuïnus een kerkje stichtte. In Deventer zijn vanaf de late 10e eeuw tot halverwege de 11e eeuw zilveren penningen aangemunt door de koningen van Duitsland. Er is toen gemunt door Otto III (983-1002), Hendrik II (1002-1024) en Koenraad II (1024-1039).

Deventer penning koning Otto III z.j. (990-996)

Bisschoppelijke munt

In 1046 werd de stad Deventer inclusief het muntrecht door keizer Hendrik III aan de bisschop van Utrecht geschonken. Meerdere bisschoppen hebben van dit muntrecht gebruik gemaakt. In het begin sloegen zij voornamelijk kleine zilveren penningen maar onder bisschop Jan van Arkel (1342-1364) werd een begin gemaakt met het slaan van grotere munten zoals de groot en de onderdelen daarvan.

Deventer penning bisschop Hendrik van Vianden z.j. (1250-‘62)

Eerste stedelijke munt

Deventer maakte door de Hanze en de jaarmarkten in de 15e eeuw een grote economische bloei mee waardoor de stad steeds machtiger werd. De macht en de invloed van de bisschop daarentegen nam almaar af. De stad wilde meer controle op het financiële verkeer en ging ertoe over eigen munten te slaan. Deventer is met enige zekerheid vanaf 1458 munten gaan slaan waarvan de opbrengst de stad ten goede kwam. In 1486 verleende keizer Frederik III aan de stad het recht om gouden munten te slaan.

Deventer Lebuïnusgoudgulden z.j. (1486-87)

Driestedenmuntslag

In 1528 werd Overijssel door keizer Karel V ingelijfd in het Bourgondische rijk. De drie belangrijkste IJsselsteden vreesden dat de centrale regering te Brussel hun het muntrecht zou gaan ontzeggen of verbieden en sloegen de handen ineen. In 1534 ging Deventer een muntovereenkomst aan met de steden Zwolle en Kampen. Deze periode is bekend geworden onder de naam “Driestedenmuntslag”. Op deze manier vormden zij gezamenlijk een blok tegen de Brusselse regering die inderdaad tevergeefs probeerde om de IJsselsteden het munten te verbieden. De Driestedenmunt is van 1534 tot 1583 in Deventer gevestigd geweest en tot 1587 te Kampen.

Drie Steden Deventer goudgulden z.j. (1534)

Stedelijke munt in de 17e eeuw

In 1591 heroverde prins Maurits de stad Deventer op de Spanjaarden. De Driestedenmuntslag werd niet hervat en Deventer besloot om op eigen naam munten te gaan slaan. Dit was tegen de zin van de Staten-Generaal omdat deze juist alle stedelijke munthuizen wilde sluiten. Deventer zette haar plannen toch door en bleef zich beroepen op de oude rechten die zij ooit van de Duitse keizer gekregen had. De munten die vervolgens werden geslagen vertonen dan ook vaak de naam van de Duitse keizer. Enkele malen liet zich Deventer door de Staten-Generaal het muntrecht afkopen maar telkens werd het munthuis toch weer heropend. Tegen het einde van de 17e eeuw werden vooral generaliteitsmunten geslagen, zoals leeuwendaalders, zilveren dukaten en zilveren guldens. Van tijd tot tijd is te Deventer ook gemunt voor het gewest Overijssel.

Deventer leeuwendaalder 1664

De eigenmachtigheid en het gerommel van de vele munthuizen in de Republiek leidde tot wanorde in het Nederlandse muntwezen. De Staten-Generaal deden er dan ook van alles aan om de stedelijke muntslag te beëindigen. 1698 was het laatste jaar met een omvangrijke Deventer muntslag van grote zilverstukken. Na de dubbeltjes op bestelling van de V.O.C in 1702, 1707 en 1708 was het met de Deventer muntslag definitief gedaan.

Deventer 2 stuiver 1708