Categorieën
Bisschoppelijke muntslag

Muntloos tijdperk

‘Muntloos tijdperk’ luidt de titel en het eerste wat we hieronder zien is een munt. Hoe zit dat? Welnu, dit is de laatste in Deventer geslagen munt voor een periode van tachtig jaar.

Deventer penning Hendrik van Vianden z.j. (1250-‘62)

Muntheer: Hendrik van Vianden (bisschop van Utrecht 1250-1267)
Muntplaats: Deventer
Muntmeester: Gerhardus*
Zilver, gewicht 0,61 gr., diameter13 mm.
Vz.: Gemijterd borstbeeld van voren, omschrift: HENR / ICUS
Kz.: lang kruis met */P/A/O in de kwartieren, omschrift: +D/ AVE/ NT/ RIA
Ref.: VdChijs VIII.2, De Mey 187.

*Zie Cost Jordens 1, p. 6.

Hendrik van Vianden

Op de voorzijde van de munt houdt de bisschop in zijn rechterhand zijn staf en in zijn linkerhand het missaal (gebedenboek). Met die attributen sloeg hij flink om zich heen. Hij botste met de kapittels en stookte tussen de steden en de adel, alles om er zelf beter van te worden. Ook mengde hij zich in de opvolgingsstrijd om de keizerskroon, waarbij hij partij koos voor Graaf Willem II van Holland. Na Hendriks verscheiden gingen de conflicten door. Zijn opvolgers, waaronder enkele zwakke figuren, kregen de geest niet meer in de fles. Er was zoveel chaos in het Sticht dat het na deze penning 80 jaar duurde eer er in Deventer weer werd gemunt.

Gezicht op Deventer rond 1350 met de nog romaanse Lebuïnusbasiliek,
pentekening van Andre Meijer.

Bij het Concordaat van Worms in 1122 verloor de keizer het recht om bisschoppen en abten te benoemen. Die taak kwam voortaan toe aan de kapittels en daarmee aan de machtige, rijke en vrijwel altijd adellijke kanunniken. Een bisschopskandidaat moest vaak kostbare beloften doen om gekozen te worden.

Daardoor verzwakte de positie van de bisschop ten gunste van die van de adel. De Utrechtse bisschoppen gingen dan ook gebukt onder schulden en verplichtingen: hun hele bisdom moesten ze soms verpanden. Schisma’s binnen de kerk, nepotisme en corruptie verlamden het bestuur. Roofridders en steeds machtiger steden, Utrecht en Deventer voorop, deden wat hen uitkwam. Het zwakke bisdom Utrecht was een speelbal van haar machtige buren de graafschappen Holland en Gelre en het hertogdom Brabant, die steeds meer territorium van het bisdom afsnoepten. De Veluwe, Hamaland en uitgebreide gebieden in Gooi en Amstelland gingen verloren en het Nedersticht en Oversticht raakten gescheiden.

Economisch wanbeleid leidde ertoe dat er tussen 1262-1342 in het bisdom – en daarmee in Deventer – geen enkele munt werd geslagen.

Categorieën
Bisschoppelijke muntslag

Wilbrand slaat terug

Wilbrand van Oldenburg, * Wildeshausen, vóór 1180, † Zwolle, 26 juli 1233 was een telg uit het grafelijk geslacht Oldenburg-Wildeshausen. Veel van zijn verwanten waren bisschop. Hij was bovendien verwant aan de graven van Holland en Gelre. Hij werd in 1227 tot bisschop van Utrecht gewijd als opvolger van zijn jammerlijk gesneuvelde voorganger Otto van Lippe.

Deventer penning Wilbrand v. Oldenburg z.j. (1228-33)

Op de vorige munt stond PAX “vrede” op de keerzijde, maar op dit exemplaar niet. Hieronder zal duidelijk worden waarom.

Muntheer: Wilbrand van Oldenburg (bisschop van Utrecht 1227-1233)
Muntplaats: Deventer
Zilver, gewicht 0,47 gr., diameter 11 mm.
Vz.: Gemijterd borstbeeld van voren W[ILBRA]NDVS *
Kz.: Kort kruis met ringetjes en sterretjes in de kwartieren [* I]N DAVENTRIA
Ref.: VdChijs VIII.4, De Mey 174; Cost Jordens, p. 81, 1.

Carrière

In 1211-1212 ondernam Wilbrand van Oldenburg als domkanunnik van Hildesheim in opdracht van keizer Otto IV een reis naar het Heilig Land om de Vijfde Kruistocht voor te bereiden en de ‘Muzelmannen’ te lijf te gaan. Zijn carrière illustreert zowel zijn toewijding aan het geloof als zijn strijdlust, geheel in de traditie van de Kruistochten.

Wilbrand was achtereenvolgens domproost in Hildesheim, in Utrecht en in Maagdenburg. Als gezant van keizer Frederik II vertoefde hij enkele jaren in Italië.

In de 13e eeuw was hantering van het zwaard een goed gebruik onder de religieuze hoogwaardigheidsbekleders. Zo was Wilbrand gewijd tot bisschop van Paderborn om daar ten strijde te trekken tegen opstandige adel. Ook kreeg hij het bestuur over de naburige bisdommen Münster en Osnabrück, omdat de bisschoppen daar vanwege betrokkenheid bij de moord op de Keulse aartsbisschop waren afgezet.

Antonie Frederik Zürcher (1825–1876), Wilbrand van Oldenburg afgebeeld als een boosaardige sinterklaas, Historisch Cultureel Infocentrum Vechtdal, Gramsbergen.

Vanwege zijn gevechtservaring werd Wilbrand in 1227 door paus Gregorius IX naar Utrecht overgeplaatst als opvolger van de ongelukkige Otto van Lippe. Hier moest hij het opstandige Oversticht zijn gezag laten gelden.

Bisschoppelijke wraak

Er volgde een langdurige strijd tegen de opstandige Drentse boeren, waarbij de bisschop hulp van de Friezen inriep. De bisschop liet de nieuwe vesting Hardenberg bouwen als versterking tegen de Drenten. Een poging om de stad Coevorden in te nemen mislukte. Wel wist hij een Drents boerenleger bij Peize te verslaan. Een patstelling dreigde, en daarom nam de bisschop zijn toevlucht tot list en bedrog. Wilbrand nodigde zijn opponent de Drentse aanvoerder burggraaf Rudolf II van Coevorden uit tot onderhandelingen op kasteel Hardenberg. Het bleek een hinderlaag. Eenmaal binnen liet de bisschop Rudolf gevangen nemen en door middel van radbraking vermoorden. Het lichaam van de onfortuinlijke opstandelingenleider werd vervolgens op een spies als waarschuwing aan het volk getoond.

In 1230 verleende de bisschop stadsrechten aan Zwolle als dank voor de hulp bij de bouw van kasteel Hardenberg. Wilbrand werd in de Sint-Servaasabdij te Utrecht begraven.

Categorieën
Bisschoppelijke muntslag

Sede vacante

Bisschop Otto van Lippe van Utrecht (1216-1227) had te maken met onlusten in het Oversticht. In 1224 kwamen ridders en boeren van Salland in opstand. Otto trok tegen hen op en maakte de burcht van de heren van Voorst (bij Zwolle) met de grond gelijk.

Toen in 1227 de Gelkingen, een troep Groningse burgers gesteund door burggraaf Rudolf II van Coevorden de stad belegerden, ondernam bisschop Otto wederom een strafexpeditie, maar liep in de moerassen bij Ane in een hinderlaag van Drentse boeren. Terwijl zijn in de modder vastgelopen leger in de pan gehakt werd, werd de bisschop gegrepen, gedood en gescalpeerd. Otto liet zijn bisdom berooid achter.

Omdat er na de plotselinge dood van Otto nog geen nieuwe bisschop gekozen was, was de bisschopszetel vacant. De munten die in deze tussentijd geslagen werden, kregen in plaats van de bisschopsnaam en -por­tret de beeltenis van Sint Maarten, de stadspatroon van Utrecht. Op de keerzijde de letters P-A-X, waarbij ongetwijfeld het verlangen naar vrede werd uitgedragen. Deze vrede zou overigens niet lang duren, maar daarover de volgende keer meer.

Deventer obool Sede vacante z.j. (1227-28)

Muntheer: Bisdom Utrecht, Sede vacante (1227-1233)
Muntplaats: Deventer
Nominale waarde: ½ penning
Vz.: Borstbeeld van voren binnen parelcirkel SMAR:TINVS
Kz.: Kort kruis met P A X * in de kwartieren, omschrift + IN D[AVENTR]IA
Zilver, gewicht: 0,45 gr., diameter: 10 mm.
Ref.: VdCh. VIII.1; De Mey 178.

Obool

De obool bestond al in het oude Griekenland en was daar 1/6 drachme waard. In de middeleeuwen werd de halve penning obool genoemd. Door de zilverschaarste en de daarmee oplopende zilverprijs werden de penningen al maar kleiner, om over de obolen maar te zwijgen. Daar de munt in Utrecht niet geoutilleerd was om zulke kleine muntjes te slaan, werden de obolen aan de munt in Deventer uitbesteed. Er zijn uit de bisschoppelijke tijd al Deventer muntmeesters bekend:

“Dat er toen reeds muntmeesters waren is te veronderstellen en ik meen het bewijs daarvan ook te vinden in een zeer oud stuk op het archief te Deventer (n° 2534), bevattende de vroegste wetten van het Comanregilde (koopmansgilde), en waar onder anderen op de jaren 1249 en 1288 genoemd worden Gerhardus Monetarius en Egidius Monetarius, ten zij men deze voor wisselaars mogt willen houden.”[1]

[1] Cost Jordens 1, p. 6.

Categorieën
Bisschoppelijke muntslag

Een kerk op de penning

De meeste Utrechtse bisschoppen hebben van het keizerlijk muntrecht van Deventer gebruik gemaakt. Naarmate de bisschoppen elkaar opvolgen, blijken die bisschoppelijke penningen telkens kleiner te worden. Deze penningen werden weliswaar steeds geslagen uit goed zilver, maar door de zilverschaarste en toenemende vraag naar geld in de 11e eeuw werden de muntjes al maar lichter.

Deventer penning Dirk I van Holland z.j. (1197)

Op dit onooglijke maar zeldzame muntje vinden we de eerste en wellicht enige contemporaine afbeelding van de romaanse Deventer Lebuïnuskerk, zij het sterk versimpeld en in miniem formaat.

Muntheer: Dirk I van Holland, bisschop-elect van Utrecht 1197
Muntplaats: Deventer; muntteken: adelaar
Zilver, gewicht: 0,53 gr., ca. 14 mm.
Vz. Kerkgebouw binnen parelrand met 2 torens en kruis, omschrift: +DAVEN(T)ER
Kz. KZ Kruis binnen parelrand met in de kwartieren 2 adelaars en een kromstaf, omschrift: TEODERICV(S).
Ref.: VdCh XXVIII var; De Mey 156-7 (als Dirk II van Are) RRR

Bisschop Dirk I

Dirk, Domproost te Utrecht, was de broer van Bisschop Boudewijn II van Holland en de oom van de Graaf van Holland, Dirk VII. Boudewijn II overleed in 1176. Graaf Dirk VII schoof toen zijn oom Dirk naar voren met goedvinden van keizer Hendrik VI. Er was echter nog een kandidaat: Arnold van Isenburg, de proost van Deventer, die naar voren werd geschoven door graaf Otto I van Gelre met steun van de aartsbisschop van Keulen en de Paus.

De keizer adviseerde de beide rivalen naar Rome af te reizen om paus Celestinus III het oordeel te laten vellen. Zulks geschiedde, terwijl in het Oversticht de aanhangers van beide kemphanen slaags raakten. De Paus koos natuurlijk voor zijn favoriet Arnold van Isenburg, die uit dankbaarheid prompt overleed, voorjaar 1197. Toen werd toch Dirk maar benoemd. In augustus 1197, nog op de terugweg, overleed Dirk echter ook, nog voor hij te Utrecht tot bisschop kon worden gewijd.

De romaanse Lebuïnuskerk

Toen de bisschopszetel nog vacant was beeldde men te Deventer de Lebuïnusbasiliek op de penningen af. Op de eerste versie van deze munt stond DAVENTER op beide zijden. De bovenstaande penning van Dirk I werd waarschijnlijk geslagen na het bekend worden van Dirks benoeming te Rome. Dirks naam (TEODERICUS) staat op de munt maar zijn portret ontbreekt omdat hij nog niet was ingewijd. De bovenstaande munt moet dus in 1197 zijn geslagen. Deze korte aanmunting verklaart ook de zeldzaamheid van de munt.

De op de munt afgebeelde kerk is een symbolische weergave van de Lebuïnuskerk. Dit was nog de romaanse versie, die in 1040 door bisschop Bernold was gebouwd, met twee torens, zoals hieronder afgebeeld. Pas eind 15e eeuw werd deze basiliek verbouwd tot de huidige gotische hallenkerk. Op de keerzijde van de munt staan twee adelaartjes, afkomstig uit het Deventer stadswapen.

De Deventer Lebuïnusbasiliek in romaanse bouwstijl met twee torens, zoals die bestond van 1040 tot 1450. (Anonieme prent in de Lebuïnuskerk te Deventer)
Overigens voorzag het bouwplan van de huidige gotische kerk ook in twee torens maar is het vanwege geldgebrek bij eentje gebleven.

Het twee Dirken-probleem
De opvolger van bisschop Dirk I van Holland heette Dirk II van Are. Ook deze Dirk bevond zich tijdens zijn benoeming in Italië en moest eerst naar Utrecht reizen, waar hij begin 1198 de wijding ontving. Ook die laatste was dus een aantal maanden postulaat, d.w.z. nog niet tot bisschop gewijd. Na de wijding van Dirk van Are verscheen er (te Utrecht) een penning met zijn portret.
Het bestaan van twee Dirken achtereen stelt ons voor de nodige problemen omdat Deventer tijdens beide postulaten vrijwel gelijke muntjes liet slaan met de Lebuïnuskerk erop. Er zijn varianten, zoals omschriften die wisselen: soms staat DAVENTER op de voorzijde en TEODERICUS achterop en soms omgekeerd. Deze varianten komen echter bij beide Dirken voor dus kunnen we op basis daarvan geen onderscheid maken. Enkel de vorm van de torentjes geven een clou. Zowel Van der Chijs[1] (7.VI en suppl. XXVIII) als De Mey[2] laat zien dat de vorm van de torentjes op de bovenstaande penning uniek is voor juist de exemplaren van Dirk van Holland. Ook Gijs Henzen schrijft een exact overeenkomstig exemplaar toe aan Dirk van Holland.[3] Hoewel het niet 100% zeker is heeft dit alles mij ertoe gebracht dit penninkje aan Dirk van Holland toe te schrijven en niet aan Dirk van Are.

[1] Van der Chijs 7.VI en suppl. XXVIII.

[2] De Mey, p. 48-49, nrs. 155-157.

[3] Munthandel Henzen, Catalogus 318 deel II, p. 185, nr. 482.

Categorieën
Bisschoppelijke muntslag

Utrechts drama

Breaking news! Bisschop van Utrecht vermoord! Maar geen paniek, want is het al even terug, in 1099.

Koenraad van Zwaben

De derde bisschop van Utrecht als Deventer landsheer was Koenraad van Zwaben, die aantrad in 1076. Hij was vrij machtig, temeer daar hij in een goed blaadje stond bij Keizer Hendrik IV (die van de gang naar Canossa, je weet wel). Om deze bisschop doen vele verhalen de ronde. Hij schijnt nogal op de penning te zijn geweest – excusez le mot. Zijn gierigheid was legendarisch.

Bisdom Utrecht penning Koenraad van Zwaben z.j. (1076-99)
Nominale waarde: 1 penning/denarie
Muntheer: Koenraad van Zwaben, bisschop van Utrecht 1076-1099
Muntplaats: Deventer
Zilver, gewicht: 0,56 gr., ca. 16 mm.
Vz.: bisschopsportret v.v. met staf, binnen parelrand. Omschrift: + PI CONRADVES
Kz.: kruis binnen parelrand met 4 ringetjes in de kwartieren, omschrift: + HERNTDAVES.
Ref.: Dbg. 552 var.; Ilisch 1.25; De Mey 128 var. (RRR)
Uit de collectie J.F.L. Blankenberg

Moord

Koenraad gaf opdracht voor de bouw van de Mariakerk, die het Utrechts kerkenkruis – het levenswerk van zijn voorganger Bernold – zou vol­tooien. Er waren echter bouwtechnische problemen: de fundamenten verzakten in de slappe bodem. Slechts één bouwmeester kende een oplossing, maar die hield hij uit concurrentieoverwegingen geheim.

Koenraad vond hem echter te duur en verzon een list. Hij hoorde de zoon van de bouwmeester uit en kwam zo achter het geheim. Vervolgens liet hij de kerk bouwen door een goedkope aannemer.

Deze slimmigheid kwam de bisschop duur te staan. Toen de Mariakerk in 1099 voltooid was en de bisschop na het lezen van de mis de kerk verliet, werd hij buiten door de wraakzuchtige bouwmeester opgewacht en doodgestoken.

Muntplaats

Bovenstaand verhaal speelt zich geheel in Utrecht af en de stad Deventer wordt daarbij niet genoemd. Penningen liet bisschop Koenraad uiteraard ook te Deventer aanmunten, die andere belangrijke stad in zijn wereldlijk territorium. Er zijn verschillende typen van Koenraads penningen bekend, die alle nogal zeldzaam zijn.

De bovenstaande penning werd door Dannenberg[1] nog aan Utrecht toegeschreven. Inmiddels wijst alles in de richting van de muntplaats Deventer. De meeste munten van dit type – een stuk of 9 – zijn in de omgeving van het Duitse stadje Vreden gevonden, destijds vallend binnen de invloedssfeer van Deventer.[2] Daarbij is in het raadselachtig samengestelde omschrift op de keerzijde “HERNTDAVES” eerst de naam van keizer Hendrik te herkennen en daarachter de muntplaats Deventer.

[1] Dannenberg IV, p. 23.

[2] Ilisch, p. 38.

Categorieën
Bisschoppelijke muntslag

Lebuïnuspenning

Onder bisschop Bernold was de Deventer aanmunting van penningen overvloedig. Penningen van Bernold zijn ook in diverse types geslagen. Onderstaande toont op de voorzijde een gestileerd portret van Lebuïnus, de stadsheilige van Deventer. De legenda luidt: “S LEBVINVS CONF”. In volledige tekst: Sanctus Lebvinus Confessor ofwel “Lebuïnus de Belijder”. Hoewel Lebuïnus vaak “sint” of “heilige” werd genoemd, was hij officieel geen heilige, daar hij niet was gestorven voor het geloof.
Op de keerzijde wordt de regerend bisschop Bernoldus genoemd. Ook op deze munt (keerzijde) zijn z.g. vikingsporen te zien (zie een eerder bericht).

Bisdom Utrecht penning Lebuïnus z.j. (1046-1054)

Muntplaats: Deventer
Muntheer: Bernold, bisschop van Utrecht 1027-1054, in naam van Heinrich III, keizer van het Heilige Roomse Rijk 1046-1056.
Muntplaats: Deventer
Vz.: Gestileerd hoofd met tonsuur binnen cirkel. Omschrift: + S LEBVINUS CONF
Kz.: kruis met in elke hoek een punt, omschrift: +BERNOLDVS. EPS.
Zilver; 1,09 gr., ca. 17.5 mm
Ref.: VdCh. XXVII.3; Dannenberg 573; Illisch 1.12; DeMey 78.
Bijz. Eerste (munt met) afbeelding Lebuïnus.

Over het algemeen zijn omschriften op de penningen van Bernold nagenoeg onleesbaar of verhaspeld. Dannenberg noemt exemplaren met correcte en volledige omschriften zoals deze hoogst zeldzaam.[1]

Dannenberg, Taf. 24, 573

Ilisch gaat er vanuit dat bovenstaand muntje tot de eerste oplaag behoort. Stempelsnijders – die doorgaans analfabeet waren – maakten een nieuw te snijden stempel telkens na van de laatste muntjes van de vorige lichting. Daardoor werden latere versies almaar eenvoudiger en slordiger.[2]

Bij mijn weten draagt dit type penning de oudst bewaard gebleven afbeelding van de Deventer stadsheilige Lebuïnus, 275 jaar na zijn dood.

De stadsheilige zou vaker op Deventer munten verschijnen. In de komende berichten zullen meer Lebuïnusmunten voorbijkomen.

[1] Dannenberg I, p. 223.

[2] Ilisch p. 29.