Na het verraad van Stanley, januari 1587, was Deventer terug onder Spaans gezag, zie ook vorig bericht. De calvinisten vluchtten de stad uit en Deventer werd weer door en door paaps. Eén geluk had de stad dat de gehate bevelhebber Stanley meteen door de Spaanse autoriteit werd overgeplaatst, waarbij een einde kwam aan zijn schrikbewind en aan de plunderingen van zijn troepen. Maar schoten de burgers daar nu zoveel mee op?
Ellende
Bepaald niet! Deventer lag in een isolement. De handel kwam tot stilstand. De handelsroute van Holland naar Duitsland werd verlegd over Zwolle. De jaarmarkten werden stilgelegd. Blokkades en plunderingen van rondzwervende Staatse troepen in de omgeving leidden tot gebrek, armoede en hongersnood in de stad. Niet vreemd dat deze periode sindsdien bekend staat als de quade jaren.
Een muntje geboren uit rampspoed
Het mag een wonder heten, maar zelfs in deze kwade jaren werd in Deventer nog gemunt. Kleingeld weliswaar, buiten de Driestedenmuntslag om, maar nog onder Spaanse bezetting en vóór de officiële hervatting van de stedelijke munt. Muntjes tussen wal en schip dus.
Deventer ½ stuiver z.j. (1588)
Deze “Spaanse” halve stuiver uit 1588 is moeilijk te onderscheiden van de latere uit 1598. Men neemt aan dat de exemplaren met een kleine kroon op de keerzijde en kruisjes als interpunctie uit 1588 stammen. Bovenstaand exemplaar – een bodemvondst – moet dus uit 1588 dateren.
Deventer 1 stuiver 1590
Zeldzaam
Gedateerde stuivers werden aangemunt in 1588, 1589 en 1590. Oplagen zijn niet bekend maar moeten gezien de gebrekkige toestand in de stad zeer beperkt zijn geweest. Bij Cost Jordens (1855) waren Deventer munten uit de jaren 1587-90 niet bekend. Met name de stuivers zijn tegenwoordig bijzonder zeldzaam. Afbeeldingen in CNM, FD en HNPM betreffen alle hetzelfde stuk van de NNC met het jaartal 1589. Noch het Deventer Waagmuseum, noch de NNC hebben de stuiver uit 1590 in hun collectie. Het is de laatste Deventer munt die onder Spaanse bezetting is geslagen.
Muntmeester
In Kampen, dat evenals Zwolle nog aan Staatse kant stond, werd ondertussen de Driestedenmunt voortgezet. Deventer verzocht direct aan de steden Kampen en Zwolle om de Driestedenmunten niet meer uit naam van Deventer te slaan, maar dat verzoek werd genegeerd. Deze steden hadden geen boodschap aan verzoeken uit het vijandelijke kamp.
Toen Deventer er niet in slaagde de Driestedenmunt binnen haar muren terug te halen, werd waardijn Nicolæs van Essen, die ondertussen volop bezig was met zijn aanklacht tegen driestedenmuntmeester Balthazar Wyntgens, in 1588 als stedelijk muntmeester aangesteld.[1] Het tijdstip is echter niet geheel zeker. Gropp[2] meldt namelijk dat Van Essen pas in 1594 zijn aanstelling ontving en Besier[3] noemt 1589.
Vermoedelijk zitten die laatste twee ernaast. Immers, in 1588-90 werden te Deventer onder Spaans bewind deze stedelijke stuivers en halve stuivers geslagen. En daarvoor heb je nu eenmaal een muntmeester nodig.
[1] Soetens, p. 286.
[2] Gropp, p. 115.
[3] Besier, p. 121.
[4] De halve stuiver van 1598 werd vastgesteld op 2 penn. 8 grein (=0,188), de stuiver van 1598 (die nooit is aangemunt) op 3 penn. fijn (0,25). Zie ook FD p. 26.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.